Hebben de beenderen in het reliekschrijn van Odilia heilzame krachten? Zijn ze werkelijk van haar? De inhoud fascineert, maar het dertiende-eeuwse schrijn nog meer! Breng een bezoekje aan de Sint-Odulphuskerk in Borgloon en bewonder de oudst bewaarde, Vlaamse paneelschilderingen.
Reliekschrijn van de heilige Odilia
De legende van de heilige Odilia is verbonden aan die van de heilige Ursula. Zij reisde samen met elfduizend maagden in een boot naar Rome als voorbereiding op haar huwelijk met de koning van Bretagne. Tijdens hun reis meerden ze aan in Keulen. Ursula kreeg er een huwelijksaanzoek van de Hunnenkoning. Ze weigerde, waarna de maagden meedogenloos werden gemarteld en vermoord. Een van hen was Odilia. Er ontstond een devotie, die in 1106 verder uitgroeide bij de vondst van een massagraf in Keulen. Het ging om Romeinse resten, maar de ontdekkers geloofden al te graag dat het Ursula en haar elfduizend maagden waren. Op Odilia was het nog even wachten. Visioenen wezen kruisbroeder Johannes de Eppa in 1287 waar ze begraven lag. De broeder groef haar botten op onder een perenboom in de tuin van een zekere Arnalphus, en meteen verrichte Odilia haar eerste mirakel: ze geneest de buurman. Daarna werden de resten toevertrouwd aan het Kruisherenklooster van Huy.
Nu rusten haar vermeende resten in een bijzonder reliekschrijn in Borgloon. Op een van de planken zie je zo een kruisheer in zijn zwarte habijt met rood-wit kruis. Ook Johannes de Eppa staat afgebeeld aan de tombe van Odilia. De schilderingen dateren uit de dertiende eeuw en zijn daarom de oudst bewaarde paneelschilderingen van de Lage Landen. De beenderen in de schrijn blijken na onderzoek van verschillende personen te zijn, zowel van mannen als vrouwen. Eén sleutelbeen dateert zelfs van 40 v.C. tot 130 n.C., terwijl Odilia leefde van 350 tot 450 n.C. Wie er in het schrijn wordt bewaard, zal altijd een mysterie blijven, maar de verhalen die de schrijn afbeeldt, blijven tot de verbeelding spreken.
Koorbanken, Ghijsbrecht Hechtermans
De Loonse kunstenaar Ghijsbrecht Hechtermans vervaardigde de eikenhouten koorbanken tussen 1641 en 1660. Hij sculpteerde de figuren zorgvuldig met aandacht voor vorm en eenheid. De grotesken en mesericorden tonen bloem- en bladmotieven, monsterlijke beeltenissen, en menselijke en dierlijke figuren. De vormentaal is typerend voor de renaissance. De kanunniken moesten er zeker hun plezier in hebben gevonden, ze verzamelden immers zevenmaal per dag aan de koorbanken, tijd genoeg om tijdens hun gebeden de fantasierijke beeldjes in hun op te nemen.
Praktische informatie
Toegankelijkheid
- Makkelijk toegankelijk voor personen met een beperking.