De 115,5 meter hoge toren van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Brugge toont het vakmanschap van de Brugse bouwlieden. Het is de op één na hoogste bakstenen toren ter wereld. Eens in de kerk kan je je laten inspireren door haar rijke kunstcollectie.
Onze-Lieve-Vrouwekerk
De eerste kerk die werd gebouwd op deze plek dateert al van vóór het jaar 900. De bouw van de huidige kerk begon rond 1230 en werd pas in de vijftiende eeuw afgewerkt. Met zijn 115,5 meter is de toren van de Onze-Lieve-Vrouwekerk de hoogste bakstenen kerktoren in de Benelux en de op een na hoogste bakstenen toren ter wereld. De kerk doorstond diverse branden en werd tijdens de Franse Revolutie zelfs openbaar verkocht. Het bleef echter doorheen de geschiedenis een huis van gebed en een laatste rustplaats voor heel wat vooraanstaande figuren. Een bijzonder fenomeen is de bidkapel die Lodewijk van Gruuthuse in de jaren 1470 liet bouwen. Het verbindt het Gruuthusepaleis met de kerk. Voor de bouw werd een raam uit de kerk gebroken en kwam er een trap tussen de bidkapel en de kerk. Op deze manier konden Lodewijk van Gruuthuse en zijn vrouw Margareta van Borssele diensten bijwonen zonder hun huis te verlaten.
Praalgraf van Maria van Bourgondië en Karel de Stoute
Maria van Bourgondië overleed op 27 maart 1482 in Brugge na een jachtongeval. De hertogin was pas vijfentwintig. Haar echtgenoot Maximiliaan van Oostenrijk liet een praalgraf oprichten voor zijn betreurde gemalin. Volgens haar laatste wens werd Maria van Bourgondië begraven in het midden van het hoogkoor van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Ze ligt op haar graftombe en rust met het gekroonde hoofd op een kussen. Aan haar voeten liggen twee honden als symbool van de echtelijke trouw. Ze houdt beide handen biddend rechtop. In 1563 werd naast het praalgraf van Maria van Bourgondië dat van haar vader Karel de Stoute opgesteld, ontworpen door Jacques Jonghelinck. De Stoute overleed in 1477 bij de Slag bij Nancy, maar kreeg pas zo’n zeventig jaar later zijn praalgraf. Het graf is gedeeltelijk in renaissancestijl uitgevoerd, volgens de mode van de zestiende eeuw.
Passiedrieluik - Bernard van Orley en Marcus Gheeraerts
Bernard van Orley (ca. 1488-1541) begon aan dit altaarstuk en Marcus Gheeraerts (1521-1587) vervolledigde het. Het toont centraal de kruisiging van Christus. De zijpanelen beelden achtereenvolgens de geseling, de kruisweg, het neerdalen in de hel en de bewening uit. Het werd in 1532 besteld door Maria van Hongarije, voor de grafkapel van haar tante Margaretha van Oostenrijk en haar tweede man, Filibert II van Savoye. Bernard van Orley stierf echter in 1542 en liet het werk onvoltooid achter. Toen het lichaam van Karel de Stoute naar Brugge werd verplaatst, werd besloten om het onvoltooide drieluik van Van Orley te laten voltooien door Gheeraerts. Margaretha van Parma liet het overbrengen naar het hoogkoor. Dit is een topstuk, zeldzaam en onmisbaar, en staat daarom op de Vlaamse Topstukkenlijst.
Praktische informatie
Toegankelijkheid
Makkelijk toegankelijk voor personen met een beperking.